De eerste zin in het Fries die direct een verbinding legt tussen taal en eten is volgens de overlevering van Grute Pier (Kimswerd, ca 1480) een strijder tegen de Hollanders. Bûter, brea en griene tsiis, wa't dat net sizze kin is gjin oprjochte Fries.
Uitgezonderd Ds Piet Paaltjes die in de 19e eeuw wat Friese gedichtjes maakte, was het de boerendochter Simke Kloosterman die in 1938 met het door haar geschreven 'itensboek', Fryske Petiele die literair weer een verbinding maakte met de eetcultuur.
Schrijfster Wieke de Haan deed dit met 'de nije petiele' in 1993 weer.
Op zich kun je zeggen een magere oogst in 500 jaren.
Het is belangrijk te onderstrepen dat cultuur in het algemeen van hoog naar laag in de maatschappelijke klassen wordt doorgegeven.
In Friesland was de elite georiënteerd op Holland, men sprak ook het ´Hollands´ en leefde in de 11 steden. Bij de middenklasse kwam in het algemeen wel wat beter eten op tafel, witbrood, rijst met pruimen en rundvlees, maar galadiners werden niet gehouden. Het ´ik moat noch iten´, spreekt hierin boekdelen. Alsof het een straf is.
Zou dit beschouwen van eten als maagvulling, de reden zijn van de magere eetcultuur in Friesland? Toen een aantal jaren geleden de Friese radiokok Reitse Spanninga in het programma ‘Ite mei Reitse’, om vijf uur ’s middags een recept met Thaise sojasaus bereide voor ’s avonds op tafel, gaf dit mij te denken.
Om een lekkere discussie te voeren onder de lunch over de Friese eetcultuur hebben wij nu een pompeblêdbroodje op de markt gebracht. Morgen komt er nog een ‘kneppelbôle’ bij.
Niet om die in het hoederhok te gooien, maar om lekker op te kauwen, en dat is geen straf